Inbegrepen GRATIS producten
Cannabistermen uitgelegd
Informatie over cannabisgenetica kan soms behoorlijk overweldigend zijn. Check deze lijst met algemene cannabisgenetica- en kweektermen en raak bekend met woorden als 'fenotype', 'genotype', 'terugkruising' en nog veel meer.
Tegenwoordig bestaan er duizenden wietsoorten en kwekers over de hele wereld blijven maar nieuwe soorten ontwikkelen. Om beter te begrijpen wat er komt kijken bij het creëren van nieuwe cannabissoorten, hebben we onderstaande lijst met wietgenetica-termen voor je samengesteld.
Inhoud:
Inzicht in de achtergrond van wiet
Cannabis is een tweehuizige plant. Dit betekent dat een plant mannelijke of vrouwelijke voortplantingsorganen heeft en niet allebei. Vrouwelijke planten maken toppen die klierachtige trichomen ontwikkelen. Dat zijn structuren die fytochemicaliën produceren, zoals cannabinoïden en terpenen. Mannelijke planten daarentegen hebben kleine zakjes die pollen afgeven om vrouwelijke planten te bestuiven.
Wietplanten kunnen echter ook eenhuizig zijn. Dan verschijnen er zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen op dezelfde plant. Dit komt door genetische of omgevingsfactoren en stelt uiteindelijk de plant in staat zichzelf te bestuiven. Dit fenomeen staat bekend als hermafroditisme. Het is een indrukwekkend voortplantingsmechanisme voor gestreste planten. De meeste kwekers proberen dit verschijnsel echter te vermijden, omdat het ervoor zorgt dat de toppen zaden produceren.
Wiet, ook wel 'cannabis' genoemd, is een geslacht van de plantenfamilie Cannabaceae (die ook hop en andere plantensoorten omvat). Hoewel het over de hele wereld groeit, wordt aangenomen dat het oorspronkelijk uit Centraal-Azië komt, waar het waarschijnlijk ook voor het eerst werd gedomesticeerd.
Behalve dat ze tweeslachtig zijn, kunnen wietplanten ook worden onderverdeeld in drie verschillende ondersoorten; Cannabis sativa (C. sativa subsp. sativa), Cannabis indica (C. sativa subsp. indica) en Cannabis ruderalis (C. sativa subsp. ruderalis), allemaal met unieke eigenschappen:
Cannabis sativa | Deze planten komen oorspronkelijk uit warme, tropische klimaten. Ze hebben doorgaans langere bloeitijden, worden groter en hebben over het algemeen meer ruimte tussen de noden. Sativa's produceren vaak grote, luchtige toppen die tegen warme, vochtige omstandigheden bestand zijn. |
Cannabis indica | Indica's zijn afkomstig uit de koudere streken van Centraal-Azië en het Indiase subcontinent. Ze worden kleiner en bossiger, hebben kortere bloeiperiodes (omdat ze zich aangepast hebben aan de kortere zomers in deze regio's) en produceren doorgaans compactere toppen dan sativa's. |
Cannabis ruderalis | Ruderalis-planten zijn ontdekt in Rusland in de jaren '20, en zijn de kleinste van de drie. Ze bereiken doorgaans een maximale hoogte van 60cm en ontwikkelen dunne, licht vezelige stengels, en weinig takken en toppen. In tegenstelling tot Cannabis sativa en indica, die gaan bloeien op basis van veranderingen in de fotoperiode, beginnen ruderalis-planten automatisch te bloeien als ze ongeveer vier weken oud zijn. |
Cannabis sativa |
Deze planten komen oorspronkelijk uit warme, tropische klimaten. Ze hebben doorgaans langere bloeitijden, worden groter en hebben over het algemeen meer ruimte tussen de noden. Sativa's produceren vaak grote, luchtige toppen die tegen warme, vochtige omstandigheden bestand zijn. |
Cannabis indica |
Indica's zijn afkomstig uit de koudere streken van Centraal-Azië en het Indiase subcontinent. Ze worden kleiner en bossiger, hebben kortere bloeiperiodes (omdat ze zich aangepast hebben aan de kortere zomers in deze regio's) en produceren doorgaans compactere toppen dan sativa's. |
Cannabis ruderalis |
Ruderalis-planten zijn ontdekt in Rusland in de jaren '20, en zijn de kleinste van de drie. Ze bereiken doorgaans een maximale hoogte van 60cm en ontwikkelen dunne, licht vezelige stengels, en weinig takken en toppen. In tegenstelling tot Cannabis sativa en indica, die gaan bloeien op basis van veranderingen in de fotoperiode, beginnen ruderalis-planten automatisch te bloeien als ze ongeveer vier weken oud zijn. |
Iets over hennep
Mensen beschouwen hennep vaak als een aparte wietsoort. Hennep is echter slechts een term die wordt gebruikt om te verwijzen naar wietsoorten die zijn gekweekt voor industriële doeleinden, zoals de productie van textielvezels. Hennepplanten hebben doorgaans zeer lage THC-concentraties en ontwikkelen grote, dikke stengels en weinig takken.
Cannabis: genotype en fenotype
Het verschil tussen 'genotype' en 'fenotype' is fundamentele kennis om cannabisgenetica goed te begrijpen.
Genotype | Dit verwijst naar de genetische samenstelling van een cannabisplant, of de combinatie van de genen die door de ouders zijn doorgegeven. Deze genen zijn de code voor de mogelijke kenmerken die een plant vertoont. Denk hierbij aan hoogte, internodale afstand, kleur en bladvorm. Je kunt het genotype zien als de instructies voor alle potentiële eigenschappen die een plant kan ontwikkelen op basis van de genetische informatie die van haar ouders is geërfd. |
Fenotype | Terwijl het bij een genotype om genetische instructies gaat, gaat het bij een fenotype om de combinatie van eigenschappen die een plant tijdens haar groei daadwerkelijk tot uiting brengt. Het fenotype wordt beïnvloed door zowel genetische als omgevingsfactoren. |
Genotype |
Dit verwijst naar de genetische samenstelling van een cannabisplant, of de combinatie van de genen die door de ouders zijn doorgegeven. Deze genen zijn de code voor de mogelijke kenmerken die een plant vertoont. Denk hierbij aan hoogte, internodale afstand, kleur en bladvorm. Je kunt het genotype zien als de instructies voor alle potentiële eigenschappen die een plant kan ontwikkelen op basis van de genetische informatie die van haar ouders is geërfd. |
Fenotype |
Terwijl het bij een genotype om genetische instructies gaat, gaat het bij een fenotype om de combinatie van eigenschappen die een plant tijdens haar groei daadwerkelijk tot uiting brengt. Het fenotype wordt beïnvloed door zowel genetische als omgevingsfactoren. |
Fenotype versus genotype: voorbeeld
Het genotype wordt bepaald door de genen die een plant van de ouders erft. Elk gen kan twee of meer allelen hebben. Dit zijn varianten van een gen die verschillen in DNA-sequentie en informatie bevatten die de verschillende eigenschappen bepalen. De zaden van een plant kunnen verschillende allelen dragen, ook al hebben ze dezelfde ouders. Bij mensen kunnen kinderen van dezelfde ouders bijvoorbeeld ook een verschillende kleur ogen hebben. Hetzelfde geldt voor wietzaadjes. Na het kruisen van een vrouwelijke met een mannelijke plant, eindigen breeders met zaden die genetische variaties bezitten.
Voor kwekers betekent dit dat twee zaden van dezelfde ouders twee verschillende genotypen hebben. Ze zullen dus iets andere eigenschappen vertonen, zelfs als ze onder exact dezelfde omstandigheden worden gekweekt.
Maar hoe verschilt dit nu van het fenotype? Nou, het fenotype beschrijft hoe een plant eruitziet en zich gedraagt. Met andere woorden, hoe het genotype reageert op de omgeving om de eigenschappen van een plant te bepalen.
Stel dat je net een paar zaden van dezelfde ouders hebt gezaaid. Tijdens de groei behandel je ze precies hetzelfde. Je zet ze allemaal in een identieke pot met dezelfde aarde. Ook geef je ze evenveel voedingsstoffen, water en licht. Ondanks dezelfde omgevingscondities, zul je tijdens de oogst nog steeds subtiele verschillen opmerken tussen elke plant. Dit komt omdat elk van hen een ander genotype heeft.
Veel breeders benutten fenotype-selectie om nieuwe soorten te produceren. Door de planten te selecteren die het beste groeien in dezelfde omgeving, kunnen ze de gewenste eigenschappen over de volgende generaties naar voren halen. Nogmaals; een fenotype is afhankelijk van zowel genen als de omgeving. Ze vertrouwt niet uitsluitend op genen. Daarom kunnen klonen (die hetzelfde genotype delen) verschillende fenotypes ontwikkelen op basis van externe omstandigheden. Als je bijvoorbeeld twee verschillende stekken van dezelfde plant op verschillende afstanden van een lichtbron plaatst, heeft dit invloed op hun hoogte.
Wietgenenwoordenboek: genetica- en teeltterminologie
Nu je wat meer inzicht hebt in de basisprincipes van cannabisgenetica, volgt hier een overzicht van enkele termen die vaak in de wietwereld worden gebruikt.
Chemovar / chemotype / cultivar / strain
Je hebt misschien gemerkt dat mensen in de cannabiswereld vaak de termen 'chemovar', 'chemotype', 'cultivar' en 'strain' door elkaar gebruiken.
Hoewel deze termen allemaal verwant aan elkaar zijn, zijn er wel enkele belangrijke verschillen.
1. Chemovar en chemotype
Deze begrippen verwijzen naar een methode om soorten te categoriseren op basis van hun dominante cannabinoïde(n) - en meer recentelijk op basis van hun secundaire cannabinoïden, terpenen en flavonoïden. De drie belangrijkste chemotypes zijn THC-dominante, CBD-dominante en uitgebalanceerde CBD/THC-combinaties.
2. Cultivar versus strain
Het woord 'cultivar' verwijst naar een plantenvariëteit die is gekweekt met een bepaald doel, vaak het 'verbeteren' van het origineel. Veel soorten groente en fruit in de supermarkt, zijn bijvoorbeeld afkomstig van specifieke cultivars die zijn ontwikkeld om grote opbrengsten op te leveren.
'Strain' (soort) wordt echter vaak gebruikt in de virologie en microbiologie om te verwijzen naar de genetische variatie van micro-organismen, zoals virussen en bacteriën. Hoewel de term ook vaak wordt gebruikt om een genetische variatie bij cannabis aan te duiden, is de juiste term hiervoor eigenlijk 'cultivar', aangezien cannabis al eeuwenlang voor verschillende doeleinden gekweekt wordt.
Naarmate onze kennis over cannabis toeneemt, is het uiterst belangrijk de juiste terminologie te gebruiken om de verschillende typen te beschrijven. Bij RQS denken we dat het van belang is om het wietjargon te demystificeren en termen als 'chemotype' en 'cultivar' te gebruiken om te verwijzen naar de planten die we kweken, in plaats van uitsluitend verouderde termen als 'sativa', 'indica' of 'strain' te gebruiken.
Stabilisatie
Genetica is de studie van genen, die bestaan uit DNA-segmenten die de basis leggen voor de eigenschappen die een plant kan ontwikkelen. Wietplanten kunnen, net als veel andere organismen, alternatieve versies van een specifiek gen tot expressie brengen (bekend als 'allelen'). De expressie van verschillende allelen zorgt dat exemplaren verschillende eigenschappen ontwikkelen en tot verschillende fenotypes uitgroeien.
Het stabiliseren van cannabis houdt in dat er kweektechnieken worden gebruikt om cultivars te creëren met minder allelische diversiteit (of versies) in hun genen. Hierdoor groeien ze uit tot planten met stabielere (of minder gevarieerde) kenmerken.
Pure variëteiten en landrassen
Tegenwoordig is het behoorlijk misleidend om een wietsoort ‘zuiver’ of ‘puur’ te noemen. De mensheid heeft de plant de afgelopen veertig jaar namelijk talloze keren gekruist, en de natuur zelf waarschijnlijk duizenden jaren daarvoor ook al (in de natuur is een mannelijke wietplant in staat om vrouwtjes op vele kilometers afstand te bestuiven). Dus het is behoorlijk nietszeggend om een bepaalde cultivar een ‘pure variëteit’ te noemen.
De term 'landras' is ook behoorlijk polemisch. Kwekers en veredelaars gebruiken dit woord om cannabisvariëteiten aan te duiden die zich in hun natuurlijke omgeving hebben ontwikkeld en nooit met een andere buitenlandse variëteit zijn gekruist. Hoewel landras-wietsoorten in het verleden zeker hebben bestaan, is het de vraag of ze er nu nog zijn. We raden je eens aan om de Phylos Galaxy[1] te bekijken voor een indrukwekkende visuele weergave van de complexiteit van de genenpool van wiet, en hoe soorten decennialang en zelfs eeuwenlang zorgvuldig zijn gekruist.
Heirloom soorten
'Heirloom' is een tuinbouwkundige term om naar 'oersoorten' te verwijzen die niet open bestoven en wijdverspreid in de landbouw zijn gebruikt. Heirloom soorten zijn meestal ook niet genetisch gemanipuleerd of anderszins verstoord.
Als je bijvoorbeeld naar de Himalaya zou vliegen, een 'heirloom' cannabissoort zou opsporen die van nature in de regio groeit, een stek van die plant zou nemen, en die plant zou opkweken in je slaapkamer, dan kun je die plant als een 'heirloom' wietcultivar beschouwen.
Kruisen
Kruisen verwijst naar het, je raadt het al, kruisen van twee cannabis cultivars. De makkelijkste manier om dit te doen, is door de toppen van een vrouwelijke plant met het stuifmeel van een mannelijke wietplant te bestuiven. Deze planten kunnen dan als de 'ouders' van de desbetreffende kruising worden beschouwd.
Inteeltlijnen" (IBL)
Zelfbestoven cannabiscultivars worden verkregen door van ouderplanten met voorspelbare eigenschappen gebruik te maken. Dit resulteert in een hoge graad van homozygositeit - de toestand van het bezitten van twee identieke allelen voor een bepaald gen, een van elke ouder. Breeders bereiken dit door inteelt. Ze laten de plant zichzelf bestuiven, ook wel 'selfing' genaamd, of kruisen twee planten van hetzelfde genotype. Selfing verwijst naar een techniek waarbij breeders een plant dwingen een hermafrodiet te worden en zichzelf te bestuiven. Dergelijke stabiele genen worden vaak aangetroffen bij wilde landraspopulaties van cannabis die gedurende lange tijd ongestoord in het wild groeien.
F1 hybride
De term 'F1' staat voor "filial 1" en verwijst naar de eerste lijn van nakomelingen die wordt geproduceerd door de kruising van twee inteeltlijnen. Als je bijvoorbeeld een inteeltlijn van mannelijke Royal Gorilla-planten gebruikt om een inteeltlijn van Sherbet Queen te bestuiven, worden de resulterende planten als 'F1-hybriden' beschouwd. Door de genetische stabiliteit van de ouders zouden de nakomelingen ook consistentie en uniformiteit moeten vertonen
Polyhybriden
Poly-hybriden zijn wietplanten die voortkomen uit het kruisen van twee F1-hybriden. Poly-hybriden hebben meer genetische variatie dan F1-hybriden. Ze zijn namelijk samengesteld uit vier IBL's. Normaal gesproken worden poly-hybriden gebruikt wanneer de hybride zaadproductie laag is in de inteeltlijnen. Wanneer twee F1-hybriden worden gekruist, is de zaadproductie hoger vanwege de hybride kracht.
Terugkruising (BC)
Cannabisveredelaars gebruiken terugkruisen om een specifieke eigenschap bij een soort naar voren te laten komen, zoals resistentie tegen een bepaalde plaag. Dit houdt in dat een hybride plant van de eerste generatie met een kloon van een van de ouders wordt gekruist. In wezen helpt terugkruisen om allelen van de ene ouder te verminderen en specifieke eigenschappen van de andere ouder te stabiliseren.
Terugkruisen helpt om slechte eigenschappen uit te roeien en de gewenste te herstellen. Door een plant te kruisen met een van de ouders, zullen de nieuwe nakomelingen de genetische achtergrond van de ene ouder bevatten en het interessante gen/de genen van de andere. Dit versterkt de eigenschappen waar de breeders naar op zoek zijn. Ook vergroot het de kans dat ze in toekomstige generaties overvloediger zullen voorkomen.
Terugkruisingen worden gewoonlijk aangeduid met 'BC1', 'BC2', 'BC3', enz., waarbij het nummer de generatie van de kruising aangeeft.
S1
'S1' wordt gebruikt om de eerste generatie cannabiszaden te beschrijven die zijn geproduceerd door een cannabis cultivar met zichzelf te kruisen. Er zijn verschillende methodes om dit te bewerkstelligen. De meeste breeders gebruiken echter stress om een vrouwelijke plant te dwingen stuifmeel te produceren en zichzelf te bestuiven - een proces dat als 'selfing' bekendstaat.
Cannabisgenetica blootgelegd
De wonderlijke wereld van de cannabisgenetica is soms lastig te doorgronden. Of je nu je eigen cultivars wilt gaan kweken, of gewoon meer wilt weten over wiet, en wat er komt kijken bij het creëren van je favoriete soorten, zorg dat je deze lijst bij de hand hebt!
External Resources:
- The Phylos Galaxy https://phylos.bio
Disclaimer:
Deze content is alleen bedoeld voor educatieve doeleinden. De verstrekte informatie is afkomstig uit onderzoek dat is verzameld vanuit externe bronnen.